Een kinderwens
Omdat het mooi weer is gaat Marion ‘s avonds na het eten nog even de twee honden uitlaten. Het is warm, dus een jas heeft ze niet nodig. Ze roep de honden, doet ze aan de lijn en gaat naar buiten. Ze woont vlak bij de hei en de bossen, dus ze weet er overal de weg. Ze wandelt daar graag en dan kan ze lekker nadenken over wat ze overdag heeft mee gemaakt of wat ze nog doen moet. Zodra ze bij de hei is laat ze honden los en die rennen meteen weg. Terwijl ze zo over de paadjes loopt denkt Marion aan het doktersbezoek van die ochtend. Wat een teleurstelling was het voor haar en Joep om te moeten horen, dat er nu geen enkele methode meer is te bedenken om toch een keer zwanger te kunnen raken. Ze hebben nu al van alles geprobeerd, maar de dokters weten het ook niet meer. Ze zullen er nu mee leven moeten, dat ze nooit zelf kinderen zullen krijgen. Het is moeilijk te aanvaarden, want de wil is zo groot.
Maar wat zeurt ze toch. Ze hebben eigenlijk alles wat hun hartje begeert (een mooi huis, allebei een auto, allebei een goede baan met leuke collegae, en ze zijn gezond), behalve dus die felbegeerde baby. Voor Marion is het een obsessie, ze kan geen kinderwagen voorbij lopen zonder er in te kijken. Ze kan uren ronddwalen in kinderwinkels en alles wat er te koop ligt aanraken. Op kraamvisite gaat ze al helemaal niet, zelfs niet bij haar beste vriendin, want daar is ze emotioneel niet sterk genoeg voor, al zegt ze dat niet en verzint ze elke keer weer andere smoesjes.
Marion loopt verder en ziet op een veldje een kinderwagen staan, helemaal alleen. Waarschijnlijk zijn de mensen die er bij horen, die mensen die verderop aan het voetballen zijn. Zoals altijd kijkt ze in de wagen en ze ziet een klein kindje lekker slapen in de wagen. Ze is verkocht als ze naar dat kleine hoopje mens kijkt. Zonder er verder bij na te denken pakt ze het kind uit de wagen en rent weg. De honden denken dat ze wil spelen en hollen met haar mee. Ze holt het hele stuk terug naar huis. Daar aangekomen legt ze het kindje in haar eigen bed en gaat wat te drinken maken in de keuken.
Joep komt thuis van zijn werk en loopt naar de slaapkamer om zich even om te kleden, als hij daar in zijn bed een baby ziet liggen. Hij kijkt er naar; het ademt wel, en het slaapt, maar hoe komt het hier, denkt hij. Hij holt weer naar de keuken en vraagt aan Marion: ‘Van wie is dat kind?’ Ze moeten wel eens babysitten, maar dan krijgen ze altijd een bedje of een kinderwagen erbij om het kind in te laten slapen. ‘Iemand heeft dat kind in een tas gestopt en bij ons voor de deur neer gelegd met een briefje erbij, dat wij er goed voor moeten zorgen.’ ‘Heb je dan de politie al gebeld?’, vraagt Joep, ‘want dat kan je niet zo maar houden zo een vondeling.’ ‘Nee, laten we dat nu nog maar niet doen. Ik wil er even van genieten en dan kunnen we morgenochtend altijd de politie nog bellen.’ Joep is het er niet mee eens, maar hij weet ook wat een verdriet Marion heeft, omdat ze zelf geen kinderen hebben, dus hij kan het wel begrijpen. Hij heeft trouwens een hele drukke dag gehad op het werk en hij wil gaan slapen en heeft dus ook niet zo een behoefte aan de politie over de vloer. Marion geeft het kind warme melk, neemt zelf nog wat thee en gaat dan ook naar bed. Het kindje blijft tussen hen in slapen. Marion kan niet slapen, ze blijft de hele nacht naar het kindje kijken.
Als Joep ‘s ochtends op staat zet hij de radio aan om te horen of er nog wat is gebeurd in de wereld. Marion is eindelijk in slaap gevallen, dus hij laat haar nog maar even liggen. ‘Gisterenavond is er op de hei in Hilversum een kind ontvoerd. Het kind lag te slapen in haar kinderwagen, terwijl de ouders verderop aan het voetballen waren.. Indien iemand iets gezien heeft kan hij………’ Joep luistert niet eens verder en stormt de slaapkamer in, maar die is leeg…….
Marion was inmiddels ook wakker geworden, zette de wekkerradio even aan en hoorde hetzelfde bericht. Zij beseft wat ze gedaan had, maar wist eigenlijk niet meer wat ze nu moest doen. Wegwezen, dat was het enige wat er in haar opkwam. Dus pakte ze de baby op en holde de deur uit. Ze moest eigenlijk om 9.00 uur bij een klant zijn, maar die moest maar even wachten. Ze stapte haar auto in, legde de baby op de achterbank in een boodschappentas en scheurde weg.
Gelukkig wist ze de weg naar het kinderhuis goed, want daar ging ze elke week helpen als vrijwilligster. De kinderen kwamen haar al tegemoet lopen en de verzorgsters vroegen zich af, wat ze daar zo ‘s ochtends vroeg kwam doen. Ze liep het tehuis in met de boodschappentas stijf in haar armen geklemd. Omdat ze haar kenden lieten ze haar haar gang gaan. En daarom kon ze doorlopen naar de afdeling van de kleine kinderen, die nog veel in bed liggen. Er was nog een bedje leeg, dat wist ze en dus legde ze de gestolen baby gauw in dat lege bedje. In dit tehuis zitten veel alleenstaande moeders, die ruzie hebben met de vaders, dus niemand mag het adres weten en er komen dus ook niet veel bezoekers. Niemand zal de baby hier vinden.
Marion zei hier en daar iemand gedag en met de smoes dat ze even naar het jongetje wilde kijken, dat al een paar weken ziek was, rende ze weer naar haar auto terug. Ze belde haar klant en zei dat ze wat later zou komen. Daarna belde ze naar huis om te kijken of Joep al naar zijn werk was en toen er niet opgenomen werd reed ze naar huis. Daar aangekomen ging ze alles opruimen, wat ze gebruikt had voor de baby. Daarna kleedde ze zich netjes aan en wilde het huis verlaten om naar haar klant te gaan. Terwijl ze haar deur afsloot reed er een politieauto haar oprijlaan op. Er stapte een agent uit met een zakdoek van haar in zijn handen. Die moest ze zijn verloren bij het hollen op de hei. ‘Ik wilde alleen maar even kijken hoe het is om moeder te zijn.’ Was het eerste wat Marion tegen de politieman zei en toen barste ze in huilen uit.